Podcast 80 jaar bevrijding Ureterp - Wietze van der Veer
Wietze van de Veer
Geboren in Bakkeveen, 18 mei 1929
95 jaar
Ik was elf jaar toen de oorlog begon. Ik hoorde Duitse vliegtuigen en liep naar de slaapkamer van mijn ouders. “Er zijn vliegtuigen in de lucht,” zei ik tegen mijn vader. We hoorden het donderen. Bommen vielen. De lucht werd fel verlicht. Rotterdam werd gebombardeerd.
Mijn vader zat in het verzet. ’s Nachts kwamen er mensen bij ons. De deuren waren goed gesmeerd zodat ze geen geluid maakten. Anders kon de buurman zich verspreken. Op een avond moesten we mensen uit het bos helpen. Wij woonden aan de rand van het bos. Ik liet ze binnen in het hok en gaf mijn vader de sleutel. Deze mensen waren op de vlucht voor de Duitsers. Overdag hadden we ook onderduikers. Die kregen bij ons te eten en verdwenen ’s avonds weer het bos in.
Toen ik twaalf of dertien was, zou ik naar de visserijschool gaan. Dat ging niet door. Mijn oom was kapper. Hij leerde mij knippen. Ik knipte mensen die ondergedoken zaten. Er was veel armoede. Mensen kwamen langs met een kinderwagen om eten op te halen. Daarin verstopten ze aardappelen.
Ik was niet bang voor de Duitsers. Het waren ook gewone mensen. We hadden meer last van Nederlanders die met hen samenwerkten. Soms werd er geschoten in de bossen bij Bakkeveen. Wietze lacht. “Jan Sari’s vrouw wilde een broek aantrekken die buiten hing, maar het kruis was eruit geschoten.” Het waren niet alleen angstige momenten. Soms hadden we ook lol.
De bevrijding was niet meteen feest. Vlak daarvoor werden bij het monument in Bakkeveen tien mensen doodgeschoten. Ze waren al vrijgelaten, maar toch vermoord. Er heerste woede. Mensen wilden de NSB’ers aanpakken.
Op een dag zag ik een jongen van veertien dood langs de weg liggen. Ik kende hem. We zaten samen op school. Zijn ouders hadden onderdak geboden aan Duitsers die uit dienst wilden treden. Toen dat ontdekt werd, staken ze het huis in brand. Het hele gezin is neergeschoten.
Voor 14 april kwamen de Canadezen. Ze kwamen vanuit Haulerwijk. De Duitsers probeerden de brug op te blazen, maar dat mislukte. Ze gaven zich over. De Canadezen waren al dichtbij.
Door de oorlog heb ik geen kind kunnen zijn. Het heeft niet altijd een rol gespeeld in mijn leven. Voor mijn vader was dat anders. Later werkte ik als kapper in Ureterp. Daar hoorde ik veel verhalen van klanten. Niet alles was prettig. Maar daar kan ik niet verder op ingaan.